Ondanks alle goede intenties kan het gebeuren dat een relatie tussen een kind en zijn ouders erg problematisch is. In die mate zelfs dat het kind niet wil dat opa en oma contact hebben met hun kleinkinderen. Een situatie die voor alle partijen bijzonder onaangenaam is. Maar kunnen ouders het contact tussen grootouders en kleinkinderen weigeren? Of hebben grootouders sowieso het recht om hun kleinkinderen te zien?
Een bijzonder affectieve band
De wetgever respecteert de speciale en unieke band tussen grootouders en hun kleinkinderen. Het Burgerlijk Wetboek vermeldt expliciet dat grootouders een bijzonder affectieve band hebben met hun kleinkinderen. Het is dus in het belang van de kleinkinderen dat ze contact hebben met hun grootouders. De vertaling naar de praktijk? U hebt als opa of oma het recht om uw kleinkinderen te zien.
Contactrecht afdwingen bij de familierechter
Mag u van uw kind uw kleinkinderen niet zien? Dan kan u naar de familierechter stappen om een contactrecht met uw kleinkinderen af te dwingen. Meestal zal de familierechter u één dag per maand toekennen. Zijn er echter specifieke omstandigheden? Dan kan de familierechter die frequentie verhogen.
Het recht op persoonlijk contact tussen grootouders en kleinkinderen is een wettelijk vaststaand feit. Dat betekent dat ouders die dat contact weigeren, moeten aantonen dat het contact niet in het belang van hun kinderen is. Want alleen dan zal de familierechter het verzoek van de ouders inwilligen.
Wil u als grootouder meer weten over uw recht op persoonlijk contact met uw kleinkinderen? Of wil u als persoon met een bijzonder affectieve band uw recht op contact voor de familierechter afdwingen? Dan staat advocaat Sarah Bernaers als specialist in familierecht voor u klaar. Neem gerust contact op.
Ook anderen met een affectieve band
Niet alleen grootouders kunnen hun recht op persoonlijk contact bij de familierechter opeisen. Iedereen die kan aantonen dat hij een bijzondere affectieve band heeft met een kind, kan dat doen. Denk maar aan een pleegouder, een stiefmoeder, een meepapa, de nieuwe partner van de ouder die overlijdt, de nieuwe partner van een ouder als de relatie na tien jaar tot een einde komt, de meter, de peter, de biologische vader, een tante, een oom …
De bijzondere band met het kind moet wel bestaan vóór het verzoek tot recht op persoonlijk contact én het moet wederzijds zijn. Bovendien mag het recht op persoonlijk contact niet ingaan tegen het belang van het kind. Als de rechter het recht toekent, zal hij voor de frequentie rekening houden met de situatie waarin de band ontstaan is.